Als een dief in de nacht haalde je 17 jaar geleden mijn leven overhoop. Je maakte je aanwezigheid in mijn brein kenbaar door te gaan bloeden. Helse hoofdpijnen, een lichaam dat niet deed wat ik wilde, ik wenste dat iemand me uit kon zetten.
Er brak een spannende periode aan met operaties waarvan niet vaststond of en hoe ik er uit zou komen. Na ruim een half jaar kreeg ik te horen dat je compleet verwijderd was, dat ik weer gezond was. Ze (de artsen, de verpleging en de mensen om me heen) zeiden dat ik geluk had gehad.
Ik heb dat zelf nooit zo ervaren. Ik ga beschadigd door het leven. Elke dag word ik herinnerd aan de gevolgen van je aanwezigheid. Aan de buitenkant nauwelijks zichtbaar maar “Niemand ziet de rolstoel in mijn hoofd” zoals een lotgenoot* het zo treffend verwoordde.
De ‘oude’ ben ik nooit meer geworden. Hoe hard ik ook mijn best deed, hoe hard ik ook tegen jou en je gevolgen vocht. Tijdens mijn revalidatie vier jaar geleden, hoorde ik dat vechten nu weinig zin meer heeft. Ik moest uit de overlevingsstand en weer leren leven.
Behandelaars hadden en hebben het nog steeds over acceptatie en aanvaarden van de situatie. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Na jarenlang in de vechtstand te hebben gestaan, is vechten een deel van mij geworden.
Net zoals de door jou veroorzaakte gevolgen een deel van mij zijn geworden. Ik werk nu hard om daar beter mee om te gaan. Om keuzes te maken op basis van wat ík wil, niet op basis van wat ik denk dat er van mij verwacht wordt.
Nu alleen nog leren om niet teveel te willen …
*Arnie Craninckx, lotgenoot en schrijver van het boek Prettig verstoord brein.